De psychoanalytische psychotherapie heeft dezelfde theoretische uitgangspunten als de psychoanalyse. Het verschil zit vooral in de setting en in de techniek. Bij een psychotherapie zitten de cliënt en de behandelaar tegenover elkaar. De frequentie is meestal eenmaal per week, soms tweemaal per week of eenmaal per veertien dagen.
Ook bij een psychoanalytische psychotherapie nodigt de behandelaar de cliënt uit zoveel mogelijk te zeggen wat er bij hem of haar naar boven komt. Dat wil zeggen dat de cliënt het woord heeft en bepaalt waar het over gaat. In een psychoanalytische psychotherapie zal de behandelaar bijvoorbeeld geen huiswerk opgeven, waar hij dan in de volgende zitting naar vraagt.
In die zin lijkt het op een psychoanalyse. Een verschil is dat de behandelaar vaak wat sturender is en zich richt op bepaalde hypotheses, die soms van tevoren met de cliënt zijn besproken. Dit betekent dat in een psychotherapie vaker sprake is van zogenaamde selectieve aandacht. Daarmee wordt bedoeld dat de behandelaar op sommige thema´s wel en op andere niet ingaat.
Een psychotherapie richt zich in eerste instantie dan ook meer op het laten ontstaan van een nieuw evenwicht, van waaruit de cliënt zelf verder kan. Meestal duurt een psychoanalytische psychotherapie ook minder lang dan een psychoanalyse.
Tijdens vakanties is het mogelijk gebruik te maken van waarneming en overbrugging bij een collega. Wanneer daar aanleiding voor is worden de mogelijkheden uitgebreid met u besproken.